De plaat van piepschuim

Een beetje context. Achter het kastje lag een plaat van isomo, piepschuim voor de NL’ers. Het kleinste kind vond die plaat. Ze kon die plaat vinden omdat ik het kastje naar voren had getrokken. Het kastje staat voor het raam en heeft een erg lelijke achterkant. Die achterkant kan je van kilometers ver zien. Ik schaam me daar voor, dat dat kastje zo lelijk en zichtbaar staat te wezen voor het raam. Ik beeld me regelmatig in dat ik die lelijkheid oplos door iets moois op de achterkant van het kastje te plakken. Maar dat komt er gewoon niet van.

Nog wat context. Vandaag heb ik de hele kleerkast van het kleinste kind leeggehaald. Alle kleren legde ik in stapels op tafel. Ik voorzag er labeltjes bij als ‘te klein’ en ‘voor de kringloopwinkel’. Er stond in de kamer een kast open en in die kast stond behangerslijm. Ik heb toen tussen de stapels kleren op tafel lijm gemaakt. En toen heb ik in mijn collectie mooi papier mooi papier gezocht om de achterkant van het kastje dat voor het raam staat mee te beplakken.

En toen ongeveer ontdekte het kleinste kind de plaat van isomo. Dat zorgde vervolgens voor enkele uren van ongekend vermaak. Eerst zat ze stilletjes aan de plaat te prutsen, maar toen werd het enthousiasme zó groot dat het moest worden gedeeld. Ze rende rond met de plaat en haalde zus erbij. En zo gebeurde het. Het kleinste en het grootste kind hebben de plaat verdeeld, verbrokkeld, verkruimeld, verstrooid, gekleurd, gegooid, gesneeuwd, geschept, gedanst, gegleden, geschoven, geschuimd, ge… Ze waren zo zoet en zo heerlijk en ze hebben ons zo ver gekregen dat we de sneeuw die we in bakjes van hen aangereikt kregen na tellen een-twee-drie en met een sprong in de lucht over hun hoofden lieten neerdwarrelen. De sneeuw kwam traag uit de lucht vallen, gleed langs hun vingers, hun opgestoken handen, raakte hun wangen, bleef haperen in hun wimpers, bleef liggen in het kuiltje van hun hals. Het werd bij momenten zelfs aandoenlijk. Na een tijdje tellen en springen trok ik me even terug in de keuken. Ik heb wat glazen afgewassen en een appeltje gegeten. En toen heb ik voorovergebogen op het aanrecht, leunend op mijn ellebogen en hikkend van het lachen, steun gezocht toen ik de man vanuit de kamer, te midden van het feestgedruis, hoorde zeggen: … papa is gewoon even heel erg bang, omdat hij denkt dat hij dit hier allemaal zal moeten opruimen … Ik vond dat een heerlijk moment, vooral omdat het nog waar is ook.

Het bleek trouwens niet waar. De man trok naar boven om de kinderen in bad te stoppen. Ik heb de stapeltjes kinderkleren netjes in de kast gestopt. Ik heb de lijm en het mooi papier opgeborgen voor een ander moment. En ik heb gestofzuigd, ik heb zo lang gestofzuigd, langer dan ik ooit heb gedaan, mogelijks langer dan ik de afgelopen zes maanden in totaal heb gedaan. De isomo-bolletjes zaten over de hele vloer, in de boekenkast, tussen de kussen van de bank, onder de piano, in het speelkeukentje, in de roosters van de radiatoren, aan de onderkant van het tafelblad (werkelijk), in de haren van de poppen, tussen de bladeren van de planten … Het stofzuigen was een enorm karwei, maar het stond me geen seconde tegen. Want hoe wij zo waren, met zijn vieren op die vierkante meters, met die isomoplaat, terwijl buiten een wilde wind door de straten woei en de luiken klepperden tegen de muren, zo zou ik altijd wij willen zijn.

Je moet het zien zitten, zei een vriendin.

2 reacties

  1. karaat schreef:

    Prachtig stuk!

    Geliked door 1 persoon

  2. Kaja van Grieken schreef:

    Een beetje context, een boel Geluk, en bewondering en ontroering hier in de Oosterstraat. Liefs, en goede nacht!

    Geliked door 1 persoon

Een reactie plaatsen