Naar een klein stationnetje, ‘s ochtends in de vroegte. Mijn horloge zegt: nog drie minuten. Dochtertje op de bank bij de buren vraagt: hoe lang nog voor ‘k naar school? Drie minuten worden twee, ik draai om en stap terug.
De melk is nog warm, de havermout ook. En de snoetjes aan tafel, zo zoet. Ik begin een verhaal en de man zegt: let op straks mis je ook de volgende nog. Dat gaat niet gebeuren, al scheelde ‘t niet veel.
De straten nat en de kauwen kabaal, de lucht krijgt langzaam zijn kleur, de maan nog scherp en het water van ‘t haventje maakt geluid als was het de zee, de kauwen vliegen rondjes boven het gras, rusten kort op zwarte takken naast het huis waar altijd de man met de klompen en de kniekousen zijn haag met een schaar, bladeren droog van de wind ritselen de straat over, waaien op tot de hoogte van een knie …
Een dikke muts met een baard op de fiets gaat richting station. Hij steekt een arm uit, naar links. Ik check in met een verkeerde kaart, vind de goeie heel gauw.
In de trein kleurt op het scherm het klokje rood, een beetje vertraging. Geen mens die erom zucht. Hoofden leunen nog moe tegen het glas. De koeien stil en de windmolentjes bij de erven op volle toeren. Doe maar, draai maar, win maar aan kracht, verzamel je voer voor de tijd. Wij zitten in een trein met het uur in het rood, krijgen een handjevol minuten voor nog een slok, nog een adem, een samen wat later vandaag.

Mooi
LikeLike