Gisterenavond, bij het ondergaan van de zon, wanneer de dag zich stil en onzichtbaar klaarmaakt in een nog slapende wereld, begon een nieuw jaar volgens de Joodse kalender. Rosj Hasjana. Hoofd van het jaar. Na dit feest beginnen de Tien Ontzagwekkende dagen, tien dagen van inkeer en reflectie. Tien dagen om sorry te zeggen en recht te maken wat krom is geslagen in het voorbije jaar. Tien dagen om terug thuis te komen.
Deze middag wandelde ik in het dorp met bekenden en onbekenden langs de huizen waarin zich heeft afgespeeld wat we niet kunnen kennen. Verhalen zonder woorden, enkel voelen en vrezen, niet weten. Verhalen met woorden, zinnen als Maak je nog een foto van ons gezin? En Maak je nog een warme muts voor de kindertjes want misschien is het daar koud? En Die zien we niet weer. …
Ik stond deze week op de stoep voor mijn eigen huis, zag in de straat mijn zachte vriendin met de grijze haren op handen en knieën kleine gedenkstenen poetsen. Ze kwam nadien in mijn keuken haar handen wassen, ik zeurde over een verstopte afvoer, we dronken thee in de kamer waar het ontbijt nog aan de tafel plakte en het kleinste kind het gesprek in stukken knipte met het kloppen van een houten popje op de vloer. Maar die steentjes, dus. Die struikelstenen, Stolpersteine, keurig gepoetst, ze glimmen zo. Deze middag kwamen stilte en slikken erop te liggen en keitjes.

Na een wandeling langs de stenen gaan we wat drinken in het museumcafé. Met de vrouw naast me praat ik over thuis en wat dat betekent. We knikken bij elkaars verhalen. Zij is in Londen geboren, woont vijftien jaar in Nederland. Dat is twee keer zo lang als ik. Sorry, zegt ze, ik kan je niet helpen. Het zal blijven. Je wortels zullen altijd trekken.
Dan gaat de schrijfster naar voren met haar handen vol A4. Tussen de gedrukte woorden heeft ze met pen nog wat geschrapt en geschreven. Misschien op de trein hierheen. Ze schetst hoe het kan zijn gegaan, hier in die tijd in dit dorp en op plekken vlakbij, hoe de mensen misschien hebben gedacht. Hoe wetend of onwetend. En dat ongemak en schaamte hier bij komen kijken.
Wat me altijd heeft gegrepen is hoe het huis en de haard van weggestuurde joden van de hand zijn gegaan. Ik lees in de brochure-vers-van-de-pers die nu naast me ligt een aankondiging van een openbare verkoop een paar jaar na de oorlog in een café hier in het dorp. Het gaat over de verkoop van het huis van de ‘afwezige’ van der Hal. Wie heeft het geld van de verkoop ontvangen? Werden het huis meteen afgesloten toen de bewoners moesten vertrekken? Is iemand binnen gegaan om te zien of er wat te halen viel? Is de inboedel verkocht op een plein, in een park? Er is nog zo veel te onderzoeken, zegt de schrijfster.
Ze laat een foto zien van haar naamgenoot en schrijver Benjamin Broekema. Hij werd uit Warffum weggevoerd omdat hij jood was. De foto toont een man, zittend middenin een kring met dorpsgenoten, middenin de mogelijkheden. De schrijfster praat over Benjamin Broekema als over een vriend, over hoe hij ’s avonds met zijn fiets thuis kwam van het werk, het pad naast zijn huis opreed, over wat hij wel niet zou hebben gedacht van al die elektrische fietsen die hem met een vaart voorbij zouden schieten, over hoe hij door de Folkingestraat in de stad zou hebben gelopen, links en rechts zwaaiend en groetend en …
Wanneer de middag afloopt zucht de zachte vriendin met de grijze haren naast me op een stoel dat de vakantie nu gaat beginnen. De stolpersteine zijn ingezegend, de levens zijn verhaald, de teksten zijn geschreven, de podcast is groeiend. Ze neemt de foto van Benjamin Broekema in haar handen, de man die wij allebei niet hebben gekend, maar wiens beeld een veelheid oproept die na deze middag niet meer in onze hoofden past. Wat maken wat tranen en zo ook weer wat ruimte. De man op de foto kijkt over zijn schouder de lens in. De camera heeft hem geroepen, in het middelpunt van de belangstelling geklikt. De schrijfster heeft deze foto in een lijst op haar werktafel staan, zegt ze. En ik denk: Op je werktafel, zoals je dat ook doet met een foto van je kind en je geliefde: het beeld van wat je het dierbaarst is als een drijfveer op je werkblad.

Benjamin Broekema – zo lees ik in de brochure-vers-van-de-pers – was een jaar ouder dan ik toen hij in Auschwitz werd vermoord. Ik kijk naar de klok. Het is nu half twaalf. En ik kijk in enkele seconden naar mijn leven dat zevenendertig jaren telt. Morgen gaat de wekker om zes uur. Ik zou nog wel wat verder willen lezen in de brochure hier naast me. En ik wil eigenlijk ook wel op zoek naar de weblink over joodse eigendommen die de schrijfster noemde en de notaris van wie ik de naam maar half heb onthouden; de notaris in de stad die zich in SS-uniform liet fotograferen en die verdiende aan de verkoop van enkele huizen hier in het dorp. Ik schenk nog wat thee in. Onze meisjes liggen boven, allebei in onze kamer. De grootste is daar een uur geleden heengeslopen met een kussen, een beer en weinig woorden. De kleinste werd er even wakker van, ging liggen bovenop mijn buik. De man kwam erbij zitten en we fluisterden in het schemerlicht over de dag. De kleinste bovenop me liet haar armpjes slap hangen, de vingertjes zacht op mijn armen. Ze zuchtte en zakte weg. De grootste zocht onder de lakens naar een goeie houding en een meer dan nabij. Kijk nu. Een slok water, de hand van de man op haar hoofd en een kus op een warme wang volstaan om haar slapende wereld weer in te gaan.
Heel mooi geschreven!
LikeGeliked door 1 persoon
Heelas kon ik niet aanwezig mede I.v.m Rosh HaShona(joodse nieuwjaar) deze schrijven
vind ik mooie geschreven, en het maakt veel goeds! Dank.
Barry Cohen
LikeLike
Beste heer Cohen, wat fijn dat u mijn tekst hebt gelezen en die weet te waarderen. Van harte. Shalom!
LikeLike
Evelien, Hallo, lang niet gezien, Maar een geweldig stukje wat je geschreven hebt. Moest ik even aan je kwijt. dank daar voor. Groet, Piet ketting
LikeLike
Dag Piet! Wat fijn dit bericht van je te lezen. Het verbaast me niet dat dit thema je beweegt. Bedankt om je beleving te delen. Hartelijke groet, Evelien
LikeLike