We gaan naar kunst kijken op afspraak. Zo gaat dat in de tegenwoordige tijd, een tijd waarin we door elkaar niet te zien en niet aan te raken, hopen lang en gelukkig te leven.
We zijn een beetje aan de late kant. Kinderfiets in de kofferbak, een mand met drinkflessen, een luier en een doekje, geen koekje want te weinig tijd om dat te grijpen. De kleinste gaat voor het eerst rijden. We zeggen het snel tegen mekaar voor het instappen, met onze hoofden boven het dak van de auto: dit is voor de eerste keer met haar, hé.
Per twee mogen we het kerkje binnen. De kleintjes kleven aan ons. We vormen samen een som die mag. De kou van de muren, ik stap weer naar buiten voor een sjaal uit de auto. De wissel van koude-warmte-koude kruipt over mijn blote schouders.
Waar is de kunstenares, vraagt de muis. Daar, zeg ik en ik wijs naar de vrouw die perfect bij haar werk past. Zij en haar dingen, allebei een beetje robuust, gevoelige kracht, zij met zachte lijnen, het werk in harde, allebei gedegen, daarop de gevoelige groeven en het gewaar met de vingertoppen in de nerven een hart te raken.
In de kern van de kerk staat het hout, staan de stammen. Ze heeft kruisen gemaakt, meer dan je kunt tellen. Ze dacht aan iets over de dood van een bos, maar overdaad aan afscheid dezer dagen haalde in dat idee. Al dat afscheid. Afscheid van weten, van adem, van nabij, van vasthouden en zomaar iets doen, en misschien ook wel afscheid van verstand en wie we in wezen zijn. In een streep licht uit een smal raam staan de levens van hout. Op foto stonden ze telkens alleen, van dichtbij genomen leken ze groot en sterk, die kruisen. Hier in de kerk loopt onze muis het eerste beste kruis bijna omver. Het wankelt. Net een mens, zegt de kunstenares. Elk kruis is gehouwen in een gedachte, in de kern ervan klopt een verhaal. We lopen rond, krijgen hier en daar het relaas bij een kruis. De muis wil steeds opnieuw horen voor wie het verhaal is achter het kleinste kruisje. Het is Voor de kinderen die niet begrijpen wat er allemaal gebeurt.
Op een tafel staan twee glazen potten. In de eerste zitten potloden, ongebruikt staat op het glas. Daarnaast een pot voor potloden gebruikt. Die laatste is leeg. Ik wou wel een zinnetje schrijven, een frase voor zo’n kruis, maar die glazen potten nemen even de woorden weg. Zijn we werkelijk daar gekomen dat we geen potlood van een ander nog durven te … De muis is niet te zien, roept van ergens in de hoogte: Kom eens in mijn kerkje! Ze staat op de kansel, vraagt me dichtbij, aait het groene vachtje op een zitje, doet het deurtje open en dicht. Wat is dit? Waarom is dit? Ik denk aan die keer dat we ook kunst keken in een kerk en zij gehurkt haar luier en de kansel vulde met stank.
We kijken naar de kruisen, zien verschillen in grootte en in hout, welke hout, vragen we en waar vandaan? En je maakte er dus elke dag één en welk kruis raakt je zelf het meest? En zij kijkt en denkt en zegt dan iets zachts en ook dat ze nog heel even doorgaat met maken en dat de kruisen dan gaan reizen. We kijken hoe het licht zich op de kruisen gooit en schuift en weten dat er straks enkel vaal grijs zal zijn. Dat de verhalen dan even zullen sluiten in de nacht voor ze weer opengaan in het ochtendlicht.
Buiten staat de auto onder een boom, binnenin is het warm, we blijven nog even, ik zit met de baby op schoot op de achterbank, benen buiten. De muis en de vader rijden een rondje met de fiets, zullen straks een plek met ijsjes vinden. Ik zie de grijze letters op het blad van de kunstenares, lees over hoe alles tegelijk ademt en stopt, nu. Er is een kruis voor hen die alleen zijn, voor hen die op het land werken en ons elke dag voedsel … En ook een kruis voor alle kinderen die alleen in een huis zitten met degenen die hen misbruiken. Dat er een kruis is voor alle kinderen die alleen in een huis zitten met degenen die hen misbruiken. Dooah. De broeierige beklemming. Ergens vast te zitten in de ene dag na de andere waarin niets de deuren opengooit en geen wind de lucht of de lakens ververst. Die plek heet dan thuis. Ik trek mijn benen binnen, raak met mijn vingertoppen de lijn waar voorhoofd haar wordt, blaas iets uit me weggggggggg met mijn mond in een streepffffffffff, kijk naar de kastanjeboom op het pleintje, de takken bij de wolken, de bladeren zo dicht bijeen. Zou een klein iemand nu stilletjes huilen of heel hard en wensen dat hij een blad was, zo’n simpel blad, dat heen en weer waait in de wind, dat samen met nog een ander blad zit op een ent, de nerven vult met wat sap, lauw wordt overdag, druppels draagt tijdens de nacht, soms eens een aai krijgt van een vleugel die voorbij … Mijn kijken zakt. Van bij de wolken, naar de kern van de kruin, de stam, het gras, de stenen, in mijn hoofd de beelden bij al dit kijken en denken en kinderen die ik zie, kinderen die horen te zijn met glimmende gezichten en zachte haren en een adem van rustig ontwaken en wild geluk, ik zie ze grauw in hun gelige huizen, de armen en benen in kramp.
Ik kijk naar wat op mijn arm precies ligt te wezen waar het nergens beter kan zijn, de gesloten ogen zo dicht bij mijn hart, de wimpers. Wat later op het pleintje. De muis zit op de arm van haar vader, wijst alle ijssmaken aan, luistert naar hun namen. Ik leun tegen een schaduwmuur, tracht gedachten te lossen met zuchten, wrijf over het ruggetje dat slaapt op mijn buik. De muis glundert, toont wat ze koos. Ik krijg van de vader mijn smaak. Zittend in het gras, haar sandalen uit met één hand. Wij kijken naar haar. Hoe ze daar zit en niets anders wenst dan wat ze nu heeft. Waarom gaat het zo snel op, vraagt ze. Ja, zeg ik, omdat het zo lekker is. Ze staat, geeft me de rest van haar hoorntje, de plakkerige punt. Ze wrijft wat losse haren naar achteren en rent. Blij dat we in het kerkje zijn geweest, vraagt de vader. Ik zeg ja.
Requiem van Anjet van Linge is tot en met 30 augustus in Museum De Lakenhalen in Leiden. Het werk is zo hecht en echt en leent zich uitstekend voor een moment van stilvallen in de tijd. Haar website trouwens ook.
Ik vind het al aangrijpend om te lezen, laat staan dat je ‘t echt meemaakt – zoals jullie. Dankjewel om het weer met zo’n mooi beschrijvende, rake woorden te delen!
LikeLike