Een tip

Sommige mensen dragen altijd zwarte kleren. Dat is voor het gemak, zeggen ze als je hen ernaar vraagt, t combineert goed. Of het hoorde ooit bij hun muziek en nu gewoon bij hun kleerkast. Of het is gegaan zonder noembare reden, plots waren alle kleren zwart en nu stappen ze daar niet meer vanaf. In mijn straat woont ook zo iemand, altijd in ’t zwart. Waarom weet ik niet, maar ik denk iets met weinig moeite en afleiding. Rust, dus. Wat ik wel van haar weet, is dat ze elke dag bananen eet. Dat heeft ze me verteld in de winkel, toen onze karren botsten en ik in de hare een berg bananen zag. We stonden wat in elkaars karren te staren, zwaaiden samen naar een gedeelde kennis en deelden nog wat over de traagheid of snelheid van de tijd en over hoe één woord een hele dag kan bepalen – zoals vertrek of  verstomd of verandering en hoe je dan weer tijd nodig hebt om bij te komen en dat die tijd er dan net niet is. En dat het fijn is zo tegen elkaar aan te botsen en vrijer dan plannen om te praten. Ik keek naar het stuk biologische zalm in mijn kar: €7,78. Zal ik je een bericht sturen met een tip, vroeg ze, voor als je binnenkort nog eens wat moois wil zien? Doe maar, zei ik. Tot ziens.  

Met de tip op een briefje rij ik enkele kilometers richting een schuur vol stenen. Het is er koud, maar in het midden warm. Daar straalt een kachel en een vrouw met een dikke vest en handschoenen zonder vingers. Ze kijkt hoe mensen kijken. Naar stenen die zij heeft gezocht, gebeiteld en geordend. De stenen zijn rechthoekig, ruw rondom. In het gladde bovenvlak staan woorden: vloed – vogels – rood – samen – adem – plotseling  – … Alle stenen naast en onder elkaar vormen wat de kijker wil: een zin, een zucht of iets wat was vergeten. Soms verdwijnt een woord uit een regel – gaat naar een vriend, een minnaar, een moeder – en ontstaat een nieuw verhaal. Of ik chocomelk wil, vraagt ze. Of het ook thee kan zijn, vraag ik. Dat kan. Over enkele dagen verdwijnt weer een woord uit het geheel. Dan gaat het naar een kijker die op papier kon zeggen wie de steen verdient. Ik ga aan een tafel zitten en schrijf iemand de steen toe. Mijn pen schiet uit mijn hand door de kou. Ik druk mijn vingertoppen tegen de thee.  

Weer bij een winkel. In het stuk tussen binnen en buiten loop ik tegen de vrouw uit mijn straat die altijd in ’t zwart. De schuifdeuren gaan open en dicht, raken ons elk op een arm, zetten ons stil, porren ons tot we kiezen voor buiten en tijd voor elkaar. Achter haar heg en gordijnen van riet is laatst haar poes gestorven, zegt ze. De poes ligt onder de grond, wordt gemist, maar geeft nu vrijheid. Nu kan er bewogen worden zonder dat er van alles moet worden geregeld en dat komt nu goed uit. Ik vertel over hoe de botsing met de bananen en het bericht met de tip me bewogen naar de stenen. En dat ik daar heb geschreven en wat later de steen heb gekregen om door te geven. Die laatste beweging was klein, ik schoof de steen gewoon naar de man die dichtst bij me staat. We zijn hem samen in de warme koude schuur gaan halen. In de keuken naast de schuur lag een lam in een kuip. Het was die nacht geboren, kreeg van de moeder enkel stompen en lag nu zoet te overleven op wat stro. Ons eigen lam was ook mee, keek ernaar en trachtte linken te leggen tussen pratende schapen in boeken en dat wat daar nu tussen mensen lag en melk kreeg uit een fles. Terug in de schuur kreeg de man de steen en las ik voor waarom. Hij stond er bij en probeerde linken te leggen tussen mij en zichzelf, terwijl ons lam haar vingers tussen de schuurdeur stak. Met een klein blauw duimpje en een steen met LENTE erop reden we terug naar huis. De steen heeft enkele dagen binnen, buiten, hoog en laag gelegen, de man zocht een plek waarop de steen sprekend stil kon zijn. Nu ligt de LENTE aan onze voeten, tussen de prei en de tijm. Als het regent wordt de L donker en wacht de ENTE bleek tot het weer droog wordt. In die tijd verzinnen wij vervolgen voor de L zoals ’t ons past: lam – long – lip, leven – linken – laven, lief – lengte – lijf.  

Wat mooi, zegt de vrouw in ’t zwart, en dat dat zo kan gaan. Dat een hele rij van dingen dan zomaar zorgen voor lente op een plek. En dan zwijgt ze, staart naar beton aan de overkant. En ik sta naar haar te kijken. Dan kondigt ze een omhelzing aan en vertrekt naar onze straat. Tot ziens!  

De poëtische stenen uit het werk ‘Ik ben een woord’ werden en worden bewerkt, beleefd, beletterd, bezorgd door Anjet van Linge. De constante beweging van het kunstwerk kan je volgen op ik ben een woord of haar site

De vrouw in ’t zwart buigt haar dagen en de dingen in haar hand met zo veel gevoel en warmte dat ze smelten, onherroepelijk iets nieuws inluiden. Ze geeft inkijk op vele plekken en ook op haar stille site

Ik ben een woord – Anjet van Linge

 

Advertentie

1 reactie

  1. kunstzeer schreef:

    Goh wat mooi.
    Mooi , nee prachtig geschreven en wat een bijzondere belevenissen!

    Like

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s